5. De wraak van de albatros

 

In stormachtig weer voer de Noorse olietanker "Troll" via Kaap Van Goede Hoop terug naar Noorwegen. De kapitein stond op de brug met de eerste stuurman te praten. "Wat een weer", sprak de laatste. "Nou, zeg dat wel. Het stormt vaak hier. En dan te bedenken dat onze volgende reis naar Bermuda gaat." In de door de storm opgezweepte zee werd in de verte een ander schip gezien. "Is de radar niet kapot, kapitein. In de verte zie ik een schip dat snel deze kant op komt, maar op de radar is niets te zien.", zei de stuurman. Het schip kwam naderbij. "Hij snijdt ons af! Hard bakboord!" De stuurman gooide het roer om, en de "Troll" lag even later stil in de kolkende watermassa. De kapitein werd lijkbleek toen een oude driemaster met gescheurde, bolle zeilen recht tegen de wind in voer… Deze stootte een blauwe gloed af. Toen het eigenaardige vaartuig langs de "Troll" voer, meende de kapitein op het achterdek een man achter het roer op het achterdek te zien staan… "Dit moet de- de Vliegende Hollander zijn.", sprak deze haperend…

Dit was één van de verhalen over ontmoetingen met de "Vliegende Hollander", het spookschip dat al eeuwen zeelui op stang jaagt. Volgens de legende voer de "Vliegende Hollander in de buurt van de Kaap Van Goede Hoop, op weg naar Nederlands-Indië door een vreselijke storm. De bemanning wilde naar de kaap om daar te wachten tot de storm voorbij was. Kapitein van der Decken wilde er niets van weten. Toen er ook nog een albatros verscheen, (een voorteken van ongeluk en tegenspoed) weigerde de bemanning door te varen. Van der Decken pakte een geweer, schoot de albatros dood en riep: "We varen door! Als het moet tot in de eeuwigheid!" Dit had hij beter niet kunnen zeggen, want sindsdien is er niets meer van de "Vliegende Hollander" vernomen. Hoewel hij door sommige zeelui wel eens wordt gezien…

Op een stille nacht liep de journalist Joost Grootloop bij De Kaap Van Goede Hoop langs de kust naar het hotel, om een stuk te schrijven over de Vliegende Hollander. Een lichte wind deed de boten in de haven zachtjes op en neer deinen. Het enige geluid was het klotsen van golfjes die tegen de kade uiteen spatten. De volle maan hing als een groot oog in de lucht. De journalist naderde het hotel. Hij stapte de gelagkamer binnen. Hee, Grootloop, ik ben ook gestuurt om het onderzoek naar de Vliegende Hollander te lijden!", hoorde Joost. (Expres met een lange ij. )Daar kwam Boris Srobdj aan. Hij was nogal bazig, en Joost mocht hem niet zo. Hij probeerde er zo weinig mogelijk van te laten merken. "Hallo Boris! Wat fijn dat jij het onderzoek lijdt.", voegde hij er met op elkaar geklemde kiezen aan toe aan toe, "Goed, waar beginnen we?" "We kijken in de haven, en het is trouwens u.", zei Srobdj. De heren stapten naar buiten. "Kijk daar, zei Joost. Hij wees naar een oud, vermolmd en gerafeld zeilschip, dat in de haven lag. Het vaartuig straalde een blauwe gloed uit… "Waar is het fototoestel?", vroeg Joost. "Welk fototoestel?" "Laat maar." "Moet je dat nu zien!", zei Joost. "En we hebben geen eens een camera bij ons.", zei Srobdj. "Je meent het." "Goed, we gaan morgen wel verder met ons onderzoek." "Ben je gek? Dit is een pracht kans om foto's te nemen. Misschien kunnen we een camera lenen.'' "Ja maar ik ben nu moe. Je bekijkt het maar." Na deze bittere woorden stapte hij naar het plaatselijke hotel, om bier te gaan drinken. Joost ontplofte bijna. Ook hij verdween in het hotel, en stapte direct in de lift naar zijn kamer. Vanaf daar had hij een prachtig  uitzicht op de plek waar zo-even de Vliegende Hollander lag. Deze was echter spoorloos verdwenen. Joost voelde een vlaag van woede in zich opkomen. "Die Srobdj kan barsten. Ik ga alleen verder." Zo denkende besloot hij om een camera te kopen en een boot te huren, om 's nachts naar de Vliegende Hollander te zoeken. Joost ging slapen.

Na een rusteloze nacht stond de journalist op om de benodigde accessoires te gaan kopen. Bij de fotowinkel hoorde hij een bekende stem. "Hallo Grootloop. Ik dacht dat we het onderzoek samen zouden doen." Joost slikte even. "O, hallo meneer Srobdj. Ik ben even inkopen aan het doen." "Heel fijn, ik zie je zo bij het hotel.", zei Srobdj en hij verliet de winkel. Nadat Joost had afgewacht tot de leider van het onderzoek vertrokken was, verliet hij de fotowinkel om een boot te gaan huren. In het gammele gebouwtje hingen enkele vissersnetten. Er hingen veel spinnenwebben aan het rotte houtwerk. Joost drukte op de bel, die op de vermolmde toonbank stond. Gelijk verscheen de verhuurder uit een deur die zich achter de toonbank bevond. Deze zag er uit als een doorwinterde kapitein. "Wat mot je?", vroeg deze op grove toon. "Ik zou graag een boot huren vanavond." "Voor de Vliegende Hollander zeker hè?" "Hoe wist u dat?" "Ik ken dat soort lui. Ik waarschuw je, het is een gevaarlijk schip. Mijn zaken hier gaan zo slecht vanwege dat vervloekte spookschip. Sinds de "Troll" die Noorse tanker hem gezien heeft is hier niemand geweest.", zei de verhuurder. "Ik wil toch een boot huren meneer, kan dat?" "Dat kan hoor, het enige dat aan mijn boot niet is verwaarloost is de verzekering. Over verzekeringen gesproken, ik zou maar vast een testament maken als ik jou was." "Hoeveel moet ik betalen?" "Doe dat maar als je terug komt. Als je al terug komt."

De avond viel en de journalist stapte op zijn boot. Toen hij op de kade liep, meende hij een lachje te horen... Het lachje van botenverhuurder. Hij stopte even, maar hoorde toen niets. De maan wierp een spookachtig schijnsel op het oude bootje waarmee hij op zoek ging naar de Vliegende Hollander. In de stuurhut hingen vele spinnenwebben. Toen de journalist de hendel overhaalde om de motor te starten, spoot er een wolk stof uit de schacht van de hendel, waarna een antieke motor begon te lopen. Het gammele vaartuig bewoog zich naar de zee, waar Joost de motor weer uit zette. Hij liep met zijn camera naar het achterdek, waar hij om zich keek of hij de vliegende Hollander in zicht kwam. In de verte zag Joost een groot zeilschip naderen dat met bolle zeilen recht op Joost afkwam. Het straalde een blauwe gloed vanaf. Steeds dichterbij kwam het schip. Joost voelde zijn maag omkeren. Een grote vogel vloog over het krakkemikkige bootje in een rechte lijn naar de Vliegende Hollander. De albatros landde op het dek van de Vliegende Hollander en het schip verdween in het niets...  Joost merkte dat zijn voeten nat werden. Het dek stond een paar centimeter onder water! Een ijle gil klonk schril over de watervlakte toe het bootje de diepte inzonk...

EPILOOG

De botenverhuurder gniffelde in de ruimte achter de winkel. Zijn compagnon zat in een stoel met een coupeerzaag te spelen. "Maar waarom heb je die journalist nu naar de kelder gejaagd?", vroeg hij. "Zoals ik die vent al verteld heb.", zei de verhuurder met een akelig lachje, "Het enige dat ik aan die boot goed heb onderhouden, is de verzekering..."

Terug naar het verhalen-menu