7. Het schilderij

***DEEL 1*** Een golf beukte tegen de rotsen onder de vuurtoren. Grote regendruppels spatten vanuit de donkere hemel tegen het raam van Olivier Platzwam, die in een kamer in de toren zat achter een schrijftafel. "Wat een weer...", dacht hij. Vanuit het raam keek hij uit op de zee. Door de vervormde druppels heen zag hij de lichten van  een passerend schip. De vuurtoren was oud en in slechte staat. Als er geen licht uitkwam, zou men zweren dat er 40 jaar niets meer aan gedaan was. Op Jacobsduin, het kleine eiland op de noordzee kon het aardig spoken. Als er een storm aan de gang was, waren golven van 7 meter hoog geen uitzondering. De vuurtoren is daarom één van de stevigste ooit gebouwd. De vuurtoren had al vele golven moeten breken. Sinds kort is hij weer in gebruik genomen om de schepen niet op het eiland vast te laten lopen. Een gigantische golf maakte een zwaar dreunend geluid toen deze tegen het bouwwerk in miniscule deeltjes werd versplinterd. De vuurtorenwachter werd haast bang van het geluid. Buiten de razende storm was het stil in de kamer. Platzwam besloot de trap op te gaan, naar het lichthuis. Hij opende de deur en begon de lange wenteltrap te beklimmen. Het was een kale gang, die recht omhoog ging. Het werd vaag verlicht door enkele peertjes, die aan het plafond hingen. Platzwam stootte zijn hoofd tegen het luik van het lichthuis. Zachtvloekend maakte hij het luik open en wilde naar boven gaan toen er een vreemd geluid klonk... ***DEEL 2*** Er was niets te zien. Platzwam opende het luik en klom er doorheen. De motor die de lamp liet draaien zoemde zachtjes. Door de grote ramen kon de vuurtorenwachter naar het eiland kijken. Een donkere schaduw stond even stil op de omloop buiten de vuurtoren... Platzwam ademde verschrikt. Voetstappen klonken op de trap en een honend gelach klonk door het lichthuis. Sloeg Platzwams' fantasie op hol? "Wie is daar?", zei hij met zijn gebarste stem. Toen viel het licht uit. Even bleef Platzwam roerloos staan. Toen viel zijn oog op de olielamp die in noodgevallen klaarstond. Hij haalde een doosje lucifers uit zijn zak en stak de lamp aan. Een zwak, flakkerend licht verlichte de ruimte. "Je kunt je niet verstoppen.", zij Platzwam. Een schaduw kwam tevoorschijn achter de lamp... De vuurtorenwachter werd door een onbekende kracht bij zijn keel gepakt en naar de omloop gesleept. Hij werd over de rand heen geduwd. Met een laatste ijle kreet verdween Platzwam in de golven...

***DEEL 3*** Diezelfde nacht rond 2 uur voer de Nova IV naar de haven van Jacobsduin. Deze bracht een lading touristen naar het eiland. De felle schijnwerpers op het schip waren de enige bronnen van licht. "De zee is erg onstuimig, kapitein.", zei een bemanningslid die samen met de kapitein in de stuurhut stond. "Inderdaad, Koolraap. Dit schip is amper in de hand te houden." De stuurman Koolraap staarde uit het raam. "De radar is uitgevallen, kapitein.", zei deze. "Ook dat nog. Let goed op of je de vuurtoren ziet." 

***DEEL 4*** Het schip kwam moeilijk vooruit door de golven. "Vreemd, de vuurtoren had al lang in zicht moeten zijn", dacht de kapitein. Door de ruiten was niets te zien dan door water vervormde duisternis. "Dit lijkt wel het einde van de wereld." Op dat moment werd iedereen op het vaartuig opgeschrikt door een vreemd soort geschraap over de bodem van het schip. Het schip kantelde opzij en kwam toen stil te liggen. De kapitein geleed uit en viel op de grond. andere bemmaningslid wist zich nog net vast te grijpen. Na enkele stille seconden kwam de kapitein overeind. "We zijn vastgelopen!", sprak hij zeer terecht. "Kijk kapitein! Daar!", zei de stuurman en wees naar een vaagverlichte vuurtoren, nog geen dertig meter voor  het schip...  ***DEEL 5*** "Een moment, ik zie iets, ik ga even kijken." Met grote snelheid begaf de stuurman zich naar het  voordek. Hij trok zich niets van de regen en de wind aan, en haaste zich voort. Zenuwachtig keek hij over de reling. Hij zag iets glinsteren. In het licht van een bliksemflits zag hij dat het een stel laarzen waren en een stuk van een broek. Ook stak er een hand uit het water, met daarin een ouderwetse olielamp...

Het was een kille morgen op het eiland Jacobsduin. De kapitein begaf zich met zijn metgezel over een pier bij de enige stad op het eiland naar het kantoor van Trans-Jacob om daar te spreken met de eigenaar van het schip. "Hier had dat schip nu moeten liggen, Draadman.", bromde de kapitein. "Ik heb nu een groot  probleem. Net als de verzekering." De kapitein wierp een snelle blik naar de zee, die nog altijd vol schuim- koppen zat. "Maar hoe kon die vuurtoren nu in vredesnaam niet aan zijn?", vervolgde hij. Zijn metgezel aarzelde een ogenblik en zei toen: "Ik heb vanacht iets raars gezien kapitein." "Wat dan?", wilde de kapitein weten. "Ik zag een lijk, half onder water. Recht onder de vuurtoren!", zei Draadman. "Maar... Dat verklaart waarom het licht uit was! Zou dat de vuurtorenwachter geweest zijn die zelfmoord had gepleegd?", zei de kapitein. "Maar dat doe je toch niet met een olielamp in je hand?"

***DEEL 6*** De stuurman keek uit het raam van het hotel naar de bergwerkzaamheden. "De een zijn dood is de ander zijn brood.", mopperde de kapitein die net een contract aan het ondertekenen was. "Die gierigaart van een baas mocht wel eens een betere verzekering nemen. Daar gaan mijn spaarcenten. Dit wordt hard werken Draadman." "Heeft de politie het lijk dan al gevonden?" "Alleen die olielamp, je fantasie sloeg zeker op hol." "Maar ik weet toch zeker dat ik het daar zag liggen..."

***DEEL7*** Het is nacht. De stuurman zat alleen in de stille kamer, van waaruit je de mysterieuze vuurtoren gade kon slaan. Doodsbenauwd staarde hij naar de noodlottige toren. In het spookachtige licht van de maan die door de rafelige wolken heen scheen, leek het alsof er iets niet pluis was. Heel even leek het, alsof er iets of  iemand  stond. Maar misschien was het verbeelding. Hij wendde zijn gezicht van het akelige gebouw af, en keek naar het contract, dat op de tafel lag. Draadman wist zeker dat dat geen verbeelding was. Hij had het van de kapitein niet mogen lezen. Nieuwsgierig vouwde de stuurman het papier open. Toen zijn oog op het logo van de verzekeringsmaatschappij viel, werd hij bevangen door een aanval van woede. "Daar gaat mijn spaargeld!", dacht hij. Een felle lichtflits deed hem de handen voor zijn ogen slaan. Na enkele seconden werd het weer donker. Verschrikt keek hij door het raam. Op de vuurtoren draaide een groot licht... ***DEEL 8*** Opeens kreeg Draadman de neiging om zijn baas er bij te halen, maar hij hield zich in. Met grote ogen staarde hij naar het lichtschijnsel, dat de zee leek af te zoeken. Ook brandde er licht achter één van de raampjes...

De volgende ochtend werd de stuurman wakker met het idee dat hij alles gedroomd had. Hij keek uit het raam en zag het gebouw. Er was niets bijzonders te zien. Nog altijd woedde de storm over het eiland Jacobsduin. De stuurman wilde de kapitein niet lastigvallen met iets dat waarschijnlijk niet eens gebeurd was. Hij verliet het hotel en liep naar de vuurtoren toe. Hij had wind tegen. De meeuwen vlogen tegen de wind in. Draadman naderde de vuurtoren. ***DEEL 9*** Hij zag er groot uit. De zee was gelukkig kalmer geworden, zodat Draadman niet werd weggespoeld. Hij voelde aan de deur. Deze bleef echter dicht. Draadman keek omhoog en zag dat er licht brandde achter één van de raampjes... Hij liep naar achteren om beter naar binnen te kunnen kijken. Plotseling ging het licht uit. Even stond Draadman raar te kijken, maar besloot toen terug te gaan naar het hotel. 

"Waar was je, Draadman?", Vroeg de kapitein toen de stuurman het hotel binnenkwam. "Ik was bij de vuurtoren.", zei de ander. "Ik heb iets raars gezien vannacht bij de vuurtoren." Draadman aarzelde even. Fluisterend ging hij verder. "Er brandde licht in de vuurtoren.", de pijp rolde uit de mond van de kapitein. "Ik ben vanmorgen gaan kijken, maar er was niets te zien. Tot er achter één van de ramen licht ging branden. En toen ik beter keek deed iemand het uit..." "Dat is vreemd..." zei de kapitein. "Er is daar iets aan de hand." 

***DEEL 10*** Die nacht loeide de wind om het hotel heen. Draadman zat alleen in de donkere kamer. Een duister, blauwachtig licht scheen door het raam in de kamer. De regen striemde tegen de ramen. De kamer was gemeubileerd met zware leren stoelen. Er stond een ronde tafel in het midden. Ook stond er een boekenkast. Draadman liep ernaar toe. Hij bekeek de ruggen. Het waren oude, stoffige boeken. De stuurman pakte één eruit. "Het dagboek van kolonel van Wallenstein", stond erop te lezen. Hij liep naar het lichtknopje toe en drukte erop. Het licht ging echter niet aan... "De stroom is zeker uitgevallen", dacht de stuurman. Hij merkte opeens dat het akelig stil was in de kamer. Behalve de regen en de storm was er niets te horen. Draadman legde het boek op tafel. "Kolonel van Wallenstein... Die naam ken ik", dacht hij. Opeens viel het oog van de stuurman op een schilderij, dat aan de muur hing. Het was een portret van een strengkijkende man. De ogen keken vanaf het schilderij loensend de kamer binnen. Draadman liep naderbij. Onderaan stond inderdaad: Kolonel van Wallenstein... Op dat moment werd hij opgeschrikt door een knal en gerinkel. Draadman bleef roerloos staan. Hij hoorde niets meer. Na een tijdje besloot hij naar bed te gaan, terwel de regen onverstoorbaar doortikte...

***DEEL 11*** De volgende ochtend was de storm gaan liggen en voor het eerst sinds dagen zag Draadman de zon weer. Opeens ging zijn blik naar het schilderij van de kolonel. Zelfs in het zonlicht zag het er griezelig uit. Draadman stapte de kamer uit en liep de trap afniet ziende dat de ogen van het schilderij hem loensend nakeken...  Daar trof hij de klusjesman aan met een bezem. Op het tapijt in de hal lag een kapotte kroonluchter, die vermoedelijk van het plafond was gevallen. Naast de kroonluchter lag een plasje rode vloeistof. "Meneer", vroeg Draadman, "Wat is dat?". Hij wees naar het plasje. "Oh", zei de klusjesman. "Dat is een bloedvlek. Geen zorgen hoor. Een beetje groene zeep en het is weg." "Bloed? Van wie dan?" "Oh, een van de gasten heeft hem op zijn hoofd gekregen. Meteen naar het ziekenhuis gebracht.

***DEEL 12*** Die dag besloot Draadman weer naar de vuurtoren te gaan en kijken of hij iets kon ontdekken. Na de vreselijke storm was het een genot om weer eens de zon te mogen zien. Alleen de vuurtoren had nog iets geheimzinnigs over zich. Draadman liep om de vuurtoren heen en keek omhoog. Op eens trapte Draadman op iets hards. Hij keek onder zijn voet. Het was een glasscherf. Toen viel hem het op dat overal in de omgeving glasscherven lagen... Naarmate Draadman dichter bij de zee kwam, hoe meer glasscherven er lagen. Half onder water lag een oude, doorweekte jas. Draadman wilde hem oprapen, maar er zat iets aan vast. Hij trok iets het water uit, een gil verliet zijn mond, toen hij in de starende ogen van een lijk keek...

***DEEL 13*** De avond na deze gebeurtenis was erg somber. Ook in het licht van de maan zag de vuurtoren er eng uit. Het was stil, en de stuurman en de kapitein zaten allebei in hun stoel te zwijgen. Het lijk dat Draadman gevonden had, was nog niet geidentificeert. Uit een ooghoek zag hij het lichaam half onder het bloed zitten. De uitdrukking van pure angst op het gezicht van het slachtoffer stond nog duidelijk in het geheugen van Draadman, en zou daar ook niet spoedig uit verdwijnen. Toen viel het oog van de stuurman op het schilderij van de kolonel. De haat vonkte gewoon van het schilderij af, alsof hij Draadman zou willen vermoorden... ***DEEL 14*** Hij wende snel zijn blik af, en keek uit het raam. Het was helder, en de maan was bijna vol. Er liep een man door de duinen, tussen het heftig heen en weer waaiende helmgras. Er was alleen een donkere gedaante te zien, wiens jas duidelijk in de wind wapperde. Hij bewoog zich moeilijk tegen de wind in. Hij had iets in zijn hand, wat niet erg duidelijk te zien was. De gedaante liep tussen de kale bomen door, die grillig in de wind wuifden. Opeens hoorde de stuurman iets. Hij draaide zich om. "Wat doe je bij het raam?", vroeg een stem. De kapitein stond achter hem. 

***DEEL 15*** De volgende ochtend liep hij weer door de straten. Opeens zag hij dat er veel politie stond. Draadman ging kijken, maar zag dat het afgezet was. "Wat is hier gebeurt?", vroeg hij aan een agent die toevallig daar stond. "Er is een moord gepleegt.", antwoordde de agent. "Het schijnt nogal bloederig te zijn, dus ik zou niet te dicht bij komen." "Wie is er vermoord?", vroeg Draadman. "Daar zijn we nog niet achter. Het lichaam is te zwaar toegetakeld om geïdentifiseerd te worden." "Wat is er dan wel niet mee gebeurt?" "Ik geloof dat hij met een hamer bewerkt is." Draadman liep weer verder. "Dat is raar, eerst dat lijk bij die vuurtoren, dan die vent in het hotel en nu dit... Het lijkt wel of er iedere nacht een moord gepleegd wordt.

Volgende keer: Wie weet! Kijk de volgende keer weer. 

Wordt woensdag  29 april vernieuwd

Tip: klik vanaf de startpagina ook eens op het spook!

 Terug naar de startpagina